Stel: je zit in een gespreksgroep die goed loopt. Er is openheid, ontspanning, voldoende veiligheid om naar elkaar te luisteren en persoonlijke dingen te delen. En dan merk je na een tijdje dat het minder lekker loopt. Je voelt het maar kan er niet de vinger opleggen. Herken je dat? Deze keer gaat mijn blog over zo’n situatie en het belang van het in beschouwing nemen van de context van de groep en verandering van rollen. Dat helpt om het veranderde gedrag in de groep dieper te begrijpen. Ter illustratie een voorbeeld hiervan.
Een van mijn studenten merkt dat het in een gespreksgroep waarvan hij deel uitmaakt niet zo lekker meer loopt. De situatie in het kort: De student, ik noem hem Arjan, komt samen met zijn partner en een ander stel elke zes weken bij elkaar. Ze kenden elkaar al veel langer, maar als gesprekgroep vanuit de kerk zijn ze zo’n 10 jaar geleden begonnen. De gesprekken gaan over thema’s die met geloof, relaties en het leven te maken hebben. De relatie met het andere stel werd, tot tevredenheid van Arjan, geleidelijk aan wat opener.
Sinds een paar jaar loopt de relatie echter weer stroever. Hij licht toe dat ‘stroef’ betekent dat er wat meer wordt gebabbeld, uitgewijd en uitgewaaierd, en dat er niet meer zo persoonlijk wordt gedeeld. Terwijl de functie van de groep volgens hem het open en persoonlijk delen over een thema is.
Arjan heeft daar vooral de laatste maanden last van en hij vindt het lastig om in te brengen hoe dat in hem leeft. Hij is bang om het contact kwijt te raken.
Tegelijk voelt hij frustratie en een nee, een dit zo niet willen. Hij vraagt zich af wat hier aan de hand is en wat hij eventueel kan doen.
Arjan zou graag in de groep willen delen wat hem bezig houdt en met elkaar op metaniveau verkennen hoe het contact nu ervaren wordt. Maar dat blijkt hij dus lastig te vinden. Interessant is de vraag of er de laatste tijd iets heeft plaatsgevonden. Dat blijkt het geval. Ongeveer 1,5 jaar geleden is er een verandering opgetreden. In de periode daarvoor vonden ze elkaar onder andere in kritiek op hoe iets liep in de kerk. Doordat ze daarmee hun motivatie voor de kerk kwijt dreigden kwijt te raken besloten ze met z’n vieren daar wat aan te doen. Ze formuleerden een voorstel met suggesties om wat volgens hen niet klopte te veranderen.
Ze hebben het voorstel in de jaarvergadering ingebracht. Daarnaast werd een van hen gevraagd voor de rol van voorzitter in het bestuur. Een rol die deze persoon vervolgens ook op zich heeft genomen. Dat was een omslag. Die omslag raakte Arjan. Hij was zijn maatje kwijt en voelde zich door hem in de steek gelaten. De gesprekken over het geloof veranderden daarna, werden stroever.
Al verkennende blijkt dus dat, doordat een van de vier voorzitter is geworden van het bestuur van de kerk, de rollen zijn veranderd, waardoor er een nieuwe dynamiek ontstond.
Belangrijk was ook dat in onze verkenning van wat er aan de hand kon zijn het helder werd dat de gesprekken niet opzich zelf staan, maar in de context van de kerk plaats te vinden. Je kunt dus wat in de gesprekgroep gebeurt niet los zien van die context. Er is sprake van een kerk met een bestuur en gespreksgroepen van leden. Vanuit oude overlevingspatronen is er onbewust sprake van een afhankelijkheidsrelatie, die Arjan niet in beeld had. Doordat een lid van de gespreksgroep in het bestuur zitting nam is de eensgezindheid vanuit deze afhankelijke positie naar het bestuur van de kerk doorbroken. Dit verandert de dynamiek in de groep drastisch. En doordat dit onbewust bleef is dit niet besproken. Maar de invloed is voelbaar.
Als Arjan de wijze van communiceren wil aankaarten krijgt hij het advies om te beginnen met het feit van de rolverandering in de groep. De kans is groot dat het benoemen hiervan gehoord kan worden, want het is een feit en geen beschuldiging. Vervolgens zou gezamenlijk kunnen worden verkend wat het effect van deze rolverandering op ieder lid is.
Vanuit de systeembril gezien is niets alleen maar persoonlijk. Arjan voelt zich ongemakkelijk, in de steek gelaten en bang om dingen te aan te kaarten. Het lijkt nu alsof hij de enige is die zich in de steek gelaten voelt. Als niets alleen persoonlijk is hij vermoedelijk niet de enige die zich in de steek gelaten voelt.
Veel mensen hebben de ervaring van in de steek gelaten zijn, dus dat kan in de onderstroom zitten. Hij zou in het eerstvolgende gesprek kunnen checken of hij de enige is. Door deze mogelijkheid voelt het voor Arjan al minder persoonlijk.
Hij merkt dat hem dat oplucht en dat hij zich minder zorgelijk voelt.
Wel persoonlijk is het deel dat hij zich naar voelt onder dat gevoel in de steek gelaten te zijn. Hij krijgt het advies om het persoonlijke deel (zich in de steek gelaten voelen) toe te eigenen. Hij ziet meteen dat dat belangrijk is. Hij voelt intuitief dat hij daarmee zichzelf dan niet meer in de steek laat.
Arjan merkte in zijn gespreksgroep dat de anderen over dingen heen praten. Dat zou kunnen betekenen dat niet alleen hij maar de anderen in de groep ook iets van ongemak voelen, maar bang zijn om dat aan te kaarten. Ook die aanname zou hij kunnen checken. Als dat klopt zit er ook angst in de onderstroom.
Het vraagt natuurlijk wel moed en nieuwsgierigheid om dit in de groep aan te kaarten. Nu hij in staat is om het minder persoonlijk te maken en te zien als een dynamiek van het geheel, blijkt de lading ervan af te gaan. Hij merkt dat hij zich hierdoor vrij en nieuwsgierig genoeg voelt om zonder oordeel het gesprek aan te gaan, te beginnen met het feit van de verandering in rollen. De voorspelling is dat als Arjan laat zien, dat hij het gebeuren niet persoonlijk opvat, het voor anderen ook makkelijker zal zijn om te horen. En dat maakt de keuze om het te bespreken weer makkelijker. Hij heeft dit inderdaad de eerstvolgende keer dat ze weer bij elkaar kwamen ingebracht. De oppervlakkigheid die in het gesprek geslopen was werd herkend. Rollen zijn verhelderd. Het gevoel van verbinding is hersteld.
Dus door te kijken vanuit de systeemvisie daagt er een breder perspectief, namelijk dat van de groep als geheel.
Wat gebeurt blijkt minder persoonlijk te zijn dan gedacht, waardoor de blik verruimt, er ontspanning komt en de lading vermindert. En er ontstaat meer bewustzijn over de invloed van de context en de rolverandering op de groepsdynamiek.
Wat in de onderstroom zit aan angst en afhankelijkheid heeft door zijn verborgenheid veel invloed op het gedrag in de groep. Zo kan het gevoel van verbinding verloren gaan. Door deze onderstroom gezamenlijk in het licht te zetten zal de onbedoelde invloed verminderen.
Over de invloed van de context op een groep valt nog veel meer te zeggen, dat bewaar ik voor een volgende blog.
Merk je in jouw groep een verandering en wil je weten hoe je daarmee kunt omgaan? Bel of mail mij of stel je vraag via deze knop.
Westlaan 108
2641 DP Pijnacker (Zuid-Holland)
06 23 33 82 16
marianne.desoet@zijnsorientatie.nl
KVK 27353907
BTW NL02 7501 048 B01
IBAN NL21 TRIO 0212 3311 08
Deze leerruimte is verbonden met de School voor Zijnsoriëntatie, die is in 1987 opgericht door Hans Knibbe. De school is het enige, officiële instituut voor Zijnsoriëntatie, gevestigd in het centrum van Utrecht.