Wat maakt samenwerken soms zo lastig?
Wat is samenwerken?
Wat versta ik onder samenwerken? Je wilt iets bereiken, maar kan dat alleen niet voor elkaar krijgen. Je hebt anderen nodig om dat doel te bereiken, dus is samenwerking nodig. En dat kan gaan wringen.
In de opleiding die ik volg bij Jobbeke de Jong (Leiderschap in samenwerking) gaat het onder andere over hoe we een (lerende) groep kunnen vormen, terwijl niemand de leiding heeft. Een zelfsturende groep dus. Ik merkte dat een van de lastigste momenten is als we een taak hebben om gezamenlijk uit te voeren. Bijvoorbeeld een taak als ‘Wat is ons gezamelijke als groep’. Dan hebben we elkaar duidelijk nodig om tot overeenstemming te komen, dus de samenwerking kan beginnen. En dan blijkt het lastig te worden.

Wat gebeurt er waardoor het lastig wordt?
Wat zag ik zoal gebeuren? Iemand zegt wat, vermoedelijk om een start te maken, iemand anders roept iets anders, die zal zich niet herkend hebben in de eerste uitspraak. Weer iemand anders roept met nadruk dat we eerst iets anders moeten doen. Ik krijg dan even een gevoel van opluchting: die weet het! Ondertussen houd ik me stil, want ik heb geen idee waar dit heen gaat, en ook geen idee wat ik hieraan kan bijdragen. De interactie duurt voort maar lijkt op niets uit te lopen. Mening wordt op mening gestapeld en er wordt niet echt naar elkaar geluisterd. Laat staan voortgebouwd. We draaien in cirkeltjes rond en de tijd verstrijkt. Ik merk dat er bij mij gevoelens van ongeduld, frustratie, machteloosheid, moedeloosheid opkomen en daar bleek ik achteraf niet de enige in te zijn. Misschien herken je dat. Goh, wat is het lastig om samen een taak uit te voeren in een nieuwe groep.
Wat maakt het nou zo lastig? Als ik diep naar binnen kijk dan voel ik ergens een weerstand naar samenwerken. Als ik liefdevol dieper kijk dan zie ik dat ik de ander helemaal niet nodig wil hebben. Ergens ben ik bang iets van mijn (schijnbare) vrijheid op te moeten geven. Herken je dat?
Wat gebeurt er normaalgesproken in een beginnende groep?
In beginnende groepen, zeker als die geen leider hebben, worden automatisch onze onbewuste, vroegkinderlijke overlevingspatronen getriggerd. Dat is normaal en niet fout, ook niet persé goed. Het punt is dat we het ons niet bewust zijn.
Hoe gaat dat dan? In een beginnende groep worden we onbewust meegezogen met de cultuur van de context die er al is. De context is sterker dan het individu. We worden weer emotioneel afhankelijk. Dit toont zich globaal in drie manieren. Vaak passen we ons aan. Dit uit zich bijvoorbeeld in hard werken, voegen, voorzichtigheid. We zijn dan in de vluchtmodus. Of we verzetten ons juist tegen die afhankelijkheid. We gaan ons verheffen boven de ander. Dit uit zich in bijvoorbeeld in oordelen, alleen werken, competitie. We komen in de vechtmodus. De derde manier is dat we afgesneden raken van het contact met onze emoties en behoeften. We ontkennen ons gevoel en gaan redeneren of zijn emotioneel afwezig, de bevriezingmodus.
Terwijl we als individu volwassen kunnen zijn voelen we ons in alle drie de gevallen onbewust niet meer verantwoordelijk voor onze emoties. We verwachten dat de ander ons goed doet voelen. Onze primaire behoeftes van erbij te horen en gezien te worden moeten vervuld en deander moet daarvoor zorgen. En we vatten alles persoonlijk op: als die ander dat niet doet, ligt dat of aan onszelf of aan die ander. We zien niet dat dit inherent is aan de fase waarin de groep zich bevindt, de eerste fase of vluchtfase. De dominante emotie daarin is angst. We blijken veel banger dan we ons bewust zijn. Dit is normaal in elke beginnende groep, en niet goed of fout.
Als een groep een taak heeft uit te voeren, dan is het onbewuste doel om op veilig te spelen en alles hetzelfde te houden. Er zal dus weerstand opkomen als wordt voorgesteld om iets te veranderen. Hier was de taak om bewust een gezamenlijk doel te formuleren. Dat is zo’n verandering.
Een groep blijft beginnend, tenzij de groep als geheel gemotiveerd is om te leren. En de focus bewust wordt gelegd op de vraag hoe de groep als geheel zich kan ontwikkelen.
Relatie met verlichting?
Wat heeft dit met verlichting te maken? De visie van Zijnsorientatie is: ons wezen is al verlicht, dat wil zeggen: vrij, wijs en heel en onze dagelijkse geest is dat vergeten. Die is gevangen in zicht-verduisterende gewoontepatronen. Dat maakt dat we ons meer of minder verkrampt gedragen en geen contact hebben met onze inherente wijsheid. Nu gaat het er niet om dat we niet meer verkrampt mogen zijn, dat we onze verkramping zouden moeten afzweren. Het gaat er om ons ruimhartig te realiseren dat het inherent is aan onze psyche dat we verkrampt zijn. Dat onze psyche altijd met ons mee zal lopen. Het mooie is dat we per moment de vrije keuze hebben om onze verkramping te herkennen en niet te volgen. We kunnen leren die aan zichzelf te laten. Angst en willen overleven in de eerste fasen van groepsontwikkeling is normaal! Daar realistisch over worden geeft ruimte.
Nieuwsgierig?
Wil jij weten hoe jouw gewoontepatronen in een groep contact met je al aanwezige wijsheid belemmeren? Stel een vraag of vraag om een kennismakingsgesprek via contact
Het gaat erom verlichting en verwarring bij elkaar te leren houden. Ook tijdens samenwerken.
blabla